Andere informatie en diensten van de overheid: www.belgium.be

Periode van de bescherming

Begin van de beschermingsperiode

De beschermingsperiode vangt aan op de 30ste dag die de aanplakking van het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt (dag X-30) voorafgaat.
Wetende dat kandidatenlijsten ingediend kunnen worden tot 35 dagen na de dag van de aanplakking van het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt (X+35), geniet de werknemer die uiteindelijk op een lijst wordt voorgedragen, van een bescherming tegen ontslag met terugwerkende kracht.

De werkgever die tijdens deze ‘occulte’ periode van 65 dagen overgaat tot ontslag, neemt het risico zonder het te weten een beschermde werknemer te ontslaan en daarbij de voorgeschreven procedures niet te volgen.

Als de kennisgeving van de opzeggingstermijn of de verbreking van de arbeidsovereenkomst zonder opzegging plaatsvindt vóór de dag van de voordracht van de kandidaturen, dan moet de werknemer die kandidaat is bij de sociale verkiezingen en die onregelmatig ontslagen werd zijn wederindienstneming vragen binnen de 30 dagen na de datum van de voordracht van de kandidaturen, teneinde gebruik te kunnen maken van zijn bescherming,. De werkgever die weigert de ontslagen werknemer opnieuw in dienst te nemen zal een beschermingsvergoeding moeten betalen. Het verzoek tot wederindienstneming kan ook ingediend worden door de organisatie die zijn kandidatuur heeft voorgedragen.

De werkgever ontslaat een werknemer die zich kandidaat gesteld heeft bij de sociale verkiezingen en deze kandidaat dient een verzoek tot wederindienstneming in. De werkgever kan twee posities aannemen. Hij kan de gevraagde wederindienstneming weigeren en de geldigheid van de kandidatuur van de ontslagen werknemer betwisten, op voorwaarde dat hij rechtsmisbruik in hoofde van de werknemer kan aantonen, namelijk dat de kandidaatstelling van de werknemer een direct gevolg is van het ontslag (met andere woorden: de werknemer zou zijn kandidatuur slechts gesteld hebben om het ontslag te vermijden). Ofwel neemt de werkgever de werknemer onmiddellijk weer in dienst.

Einde van de beschermingsperiode

Tot de installatie van hun opvolgers bij de volgende verkiezingen zijn de gewone en de plaatsvervangende personeelsafgevaardigden beschermd. De installatie vindt in principe plaats bij de eerste vergadering van het overlegorgaan met de nieuw verkozenen.

De beschermingsperiode wordt daarentegen verlengd als de personeelsafgevaardigden opnieuw als kandidaten worden voorgedragen. Hier begint dan een nieuwe beschermingsperiode.

De ontslagbescherming van een personeelsafgevaardigde neemt van rechtswege een einde als hun mandaat een einde neemt (het verlies van het mandaat heeft als gevolg dat de bescherming eraan verbonden ook een einde neemt). Het mandaat kan een einde nemen om verschillende redenen opgesomd in de Bedrijfsorganisatiewet:

  • in geval van niet-herkiezing als gewoon of plaatsvervangend lid, zodra het overlegorgaan (OR of CPBW) is aangesteld ;
  • indien de betrokkene geen deel meer uitmaakt van het personeel ;
  • in geval van ontslagneming uit het mandaat;
  • indien de betrokkene geen lid meer van de werknemersorganisatie is;
  • in geval van intrekking van het mandaat wegens ernstige tekortkomingen, uitgesproken door de Arbeidsrechtbank op verzoek van de werknemers- of kaderledenorganisatie;
  • indien de betrokken niet meer behoort tot de categorie van werknemers waartoe hij behoorde op het ogenblik van de verkiezingen, tenzij de organisatie die de kandidatuur heeft voorgedragen, het behoud van het mandaat vraagt bij ter post aangetekend schrijven, gericht aan de werkgever;
  • zodra de betrokkene deel uitmaakt van het leidinggevend personeel ;
  • in geval van overlijden.

Hoewel het verlies van het mandaat het verlies van de bescherming verbonden aan de hoedanigheid van personeelsafgevaardigde tot gevolg heeft, concludeerde het Arbitragehof dat het verlies van het mandaat niet tot gevolg heeft dat men ook de bescherming verbonden aan de kandidaatstelling verliest.

In het arrest van 23 januari 2002 spreekt het Arbitragehof zich in die zin uit over de situatie van een afgevaardigde die ontslag genomen had uit zijn werknemersorganisatie. In het arrest van 8 november 2006 wordt een uitspraak gedaan over een afgevaardigde die ontslag neemt uit zijn mandaat.

In geval van ontslag uit het mandaat, het niet meer deel uitmaken van een werknemersorganisatie en in geval de werknemer deel gaat uitmaken van het leidinggevend personeel is het behouden van de bescherming relevant.
Als de werknemer zijn mandaat verliest omdat hij de onderneming verlaat of wegens overlijden, is het weinig relevant om de ontslagbescherming nog te verzekeren.

De bescherming kan ook eindigen vóór de installatie van de nieuw verkozenen, in deze gevallen:

  • wanneer de afgevaardigden de leeftijd van 65 jaar bereikt hebben, behalve als de onderneming de gewoonte heeft de categorie werknemers waartoe zij behoren, in dienst te houden;
  • wanneer de afgevaardigde aangenomen werd voor bepaalde duur of voor een duidelijk omschreven werk. De bescherming zal een einde nemen bij het verlopen van de termijn of bij de voltooiing van het werk waarvoor een overeenkomst gesloten werd; 

De bescherming wordt daarentegen met 6 maanden verlengd:

  • wanneer de minimum personeelssterkte van 50 werknemers niet meer wordt bereikt en de overlegorganen niet meer dienen te worden vernieuwd;
  • wanneer er geen nieuwe verkiezingen worden georganiseerd bij gebrek aan kandidaturen.

Wanneer het overlegorgaan niet opgericht of hernieuwd wordt, blijven de verkozenen en kandidaten van de vorige sociale verkiezingen, wanneer het hun eerste kandidatuur betreft, beschermd tijdens de ganse periode van verlenging.

Ook de kandidaten die voldoen aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden, genieten in principe van dezelfde bescherming als de gewone en plaatsvervangende personeelsafgevaardigden.

De duur van de bescherming is echter beperkt tot twee jaar na de aanplakking van de verkiezingsresultaten, als een kandidaat twee keer na elkaar niet wordt verkozen. 

Het betreft zowel de vruchteloze kandidaturen ingediend voor de raad als voor het comité, aangezien de ontslagbescherming voor beide organen geregeld wordt door dezelfde wet.  Met andere woorden, de bepaling betreffende de vruchteloze kandidaturen is van toepassing ongeacht of de kandidatuur bij de vorige verkiezingen betrekking had op hetzelfde orgaan.

In geval van splitsing van een technische bedrijfseenheid in meerdere juridische entiteiten zal een kandidaatstelling in één van deze juridische entiteiten van een niet-verkozenen kandidaat van de oorspronkelijke technische bedrijfseenheid, niet beschouwd worden als een eerste vruchteloze kandidaatstelling. Als hij voor de 2e keer niet verkozen wordt, is deze slechts voor 2 jaar beschermd. 

De niet verkozen kandidaten, wanneer het een eerste kandidatuur betreft, genieten ook van een verlenging van de bescherming met 6 maanden, als het orgaan niet hernieuwd wordt omdat de minimum personeelssterkte van 50 werknemers niet meer wordt bereikt.